“IK WIL HET ZIEN!”

 

Geschreven door Wijcher – Lichting 3

De eerste les met Camilla was anders dan de rest omdat we een onderzoekopdracht kregen met simpele parameters en veel inhoudelijke vrijheid. Althans ik dacht dat het anders was dan het spelen. Nu besef ik dat ze vrij consistent is geweest in dat opzicht. De eerste les leerde ze ons kennismaken met Anton Tsjechov. Wie was Tsjechov? Dat mochten we elkaar vertellen. Camilla legde uit dat ze graag met repertoire werkt. Het is de basis voor alles: prachtige verhalen, grote emoties, kleine emoties, tekstbegrip. Een basis voor alles wat je daarna doet. We zouden zelf onze tanden zetten in enkele scènes uit ‘n Meeuw van Tsjechov. Waar ik de weken erop persoonlijk het meeste aan moest wennen was hoe we een warming up voor het spelen deden: zitten en ouwehoeren. Welke shows hadden we de afgelopen week gezien? Er werden allemaal voornamen genoemd waarvan impliciet werd verwacht dat het algemeen bekend was wie ze waren. Het drong op die momenten met meeste tot me door dat ik niet tot het wereldje behoorde, dat ik een buitenstaander ben. Dat vergat ik echter direct als we begonnen met spelen.

Het eerste dat ons werd ingeprent was het belang van voorbereiding. De vijf W’s: Wie Wat Waar Wanneer Waarom. Of, wat korter gevat: “WAT KOMMIE DOEN?” Het maakte ons bewust van de omstandigheden rondom onze personages. Hoe grondiger we het onszelf kunnen inprenten, hoe vanzelfsprekender de hoedanigheid van wat we zeggen en doen op toneel. Stanislavski werd ook een aantal keer genoemd, maar, zo zei Camilla: “Er is geen ‘Methode.’ Er is wel een Techniek.” “Acteren is een vak,” benadrukte ze dan ook regelmatig.

Ik heb veel tijd gehad om notities te maken, niet alleen omdat er steeds slechts twee mensen aan het spelen waren, maar ook en des te meer omdat er full of sound and fury op ons werd ingehakt over elke halve bijzin:

“Waarom [zeg je dit]? Het is geen test. Het is gewoon- Als je het zelf niet weet kan je het ook niet spelen.

“Loslaten wat je bedacht hebt, thuis [ze wijst naar haar hoofd]. Hij biedt iets aan! Daar kan je wat mee! Dat is wat volgt.”

Op de tekst zelf werd gehamerd, maar wat minstens net zo belangrijk is, leerde ik, is de relatie tussen verschillende dingen die je opeenvolgend zegt. Het feit dat er een enkele spatie tussen een eerste en tweede zin van de tekst die je zeggen moet staat wil niet per sé zeggen dat je ook één spatie aan adempauze dient te nemen. Waar komt het vandaan? Hoe volgt het een op het ander?

In het bestuderen van de opeenvolging van zinnen kregen we ook het belang van schakels mee. Het hoeft niet allemaal in één kleur. Dit mag getergd, dat mag vrolijk, en dit weer geil. Schakelen. Wat overigens niet wil zeggen dat we dat allemaal tegelijk in variërende mate uit hoeven te dragen. Speel één ding tegelijk, maar wel alsof je leven ervan afhangt. Op leven en dood was ook een terugkerend thema bij Camilla. Ze daagde ons ontzettend uit om met lef te spelen. Pas als je je van je mentale teugels en kinderslotjes ontdoet kan je spelen op volle kracht. Goede kans dat je volledig de mist in gaat, maar het bezorgt je wel gegarandeerd het inzicht dat je nodig hebt om het op de goede manier te spelen. Wat me brengt tot een laatste centrale punt van Camilla: er zijn wel honderd manieren om een scène te spelen. Het belangrijkste is dat je weet waar het vandaan komt:
“Jij moet voor jezelf bepalen waarom je zegt wat je zegt. En dat hoef ik niet te weten [zolang het zich toont in het spel]. […] Dat je het spéélt! Daar gaat het om!”
“IK WIL HET ZIEN!”

Ik denk dat we elkaar veel hebben laten zien. Niet alleen in onze rollen, maar ook als spelers aan elkaar. We toonden elkaar onder andere alle mogelijke manieren om Toergenjev verkeerd uit te spreken, maar bovendien echt spel. We hebben echt gespeeld met elkaar. Het was fantastisch. Dank je wel, Camilla.