‘Denk in mogelijkheden. Niet in definities’ zegt Jeroen tegen ons.

Geschreven door Lonneke uit DNA Rotterdam

No one: –
Actually no one: –
Ik (huilend, boos en met een verschrikkelijk kutgevoel): ‘Ja gaat super goed! Leuk.’

Dit waren de soort quotes en memes die na onze les de groepsapp rond gingen. Stuk voor stuk personages met een innerlijk conflict, maar een lach naar de buitenwereld. Daar zaten we dan. Bijna allemaal net iets te laat door onze treinen, tegenover Jeroen. Direct in concentratie.

‘Hoe beweegt mijn beste vriendin ook alweer?’ ‘Hoe sprak de weerman op televisie?’ zijn de vragen die aan het begin van de les door mijn hoofd blijven spinnen. We lopen door de ruimte, terwijl we onze drie gekozen personages onderzoeken. Iemand die je hebt ontmoet, iemand met wie je hebt gesproken en iemand die je hebt gezien op de televisie. Hoe loopt iemand, hoe beweegt iemand en hoe praat iemand? Aan de hand van deze drie personages, vervolgen we de les. Na een opdracht in een groep waarbij we de kans krijgen een van de personages nog wat beter te onderzoeken, is het tijd om te gaan improviseren. Dat hebben we de hele les gedaan. Improviseren. En wat was het onwijs leuk.

Denk in mogelijkheden, niet in definities
‘Denk in mogelijkheden. Niet in definities’ zegt Jeroen tegen ons. ‘Een personage is niet “zo”. Ken je hem? Heb je koffie met hem gedronken? De omgeving maakt hoe een personage gekleurd wordt. Denk niet in oplossingen, maar ga het probleem aan’.  Met deze bak aan wijze woorden beginnen we in tweetallen aan onze scenes. Enkel een locatie, relatie en situatie mogen we van te voren bedenken. Tijdens het improviseren zet Jeroen de scene stop. Meestal op het punt waar hij lijkt vast te lopen. We gaan er namelijk aan werken om onze scenes interessant te houden. Een lijn die omhoog blijft lopen en niet stagneert. Jeroen geeft nieuwe informatie over de scene en onze personages. Wat wil je personage van de ander en wat is zijn/haar doel? De scene begint weer opnieuw en tussendoor roept Jeroen vanaf de zijlijn nieuwe gedachtes van ons personage toe. ‘Je wil nu echt heel graag!’ ‘Je kan je niet meer inhouden!’ ‘Ohnee… Wat nu?’ Hierdoor worden we continu getriggerd om verder te denken. En met resultaat, want wat waren de scenes goed en soms zelfs onwijs grappig. ‘Nu doen we alles nog een keer, maar nu in 45 seconden.’ Filteren, filteren, filteren.

Eigen referentiekader
Feedback geven is ook een belangrijk punt in de les. Door middel van een opdracht maakt Jeroen ons duidelijk dat het publiek vaak zelf al veel doorheeft. ‘Het publiek is slim. Ze interpreteren veel meer.’  Je hoeft niet alles letterlijk te benoemen, om het duidelijk te maken. Het gaat om de ervaring, niet om de constructie. Jeroen zet drie spelers op een rij. Hij fluistert iedereen iets in, wat ze vervolgens zonder tekst naspelen. Iedereen aan de zijlijn kreeg er een idee bij. Van een wachtkamer in het ziekenhuis tot een geheime affaire. Wat je als publiek denkt van wat je ziet, welk plot jij erbij bedenkt, zegt eigenlijk heel veel over jezelf. Als je een verliefd stel ziet lopen en je denkt “zij is echt niet gelukkig met hem”, dan zegt dit iets over jou. Iedereen heeft zijn eigen referentiekader en zo ook zijn eigen interpretaties. Dit komt allemaal ergens vandaan.

Het was een lange middag, maar het vloog voorbij. Ik denk dat ik niet alleen voor mijzelf hoef te spreken als ik zeg dat we onwijs hebben genoten en veel hebben geleerd. Jeroen, onwijs bedankt!!